Op wetenschap gebaseerd
Beginnen met gezond gedrag is niet zo moeilijk, maar het volhouden ervan wel.
Rehab Lab helpt u daarbij.
Wetenschappelijk onderzoek
Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten in de gezondheidszorg beter vasthouden aan hun trainingsregime bij het gebruik van oefenprogramma's voor thuis, met name programma's die zijn ontworpen door Rehab Lab®, een toonaangevende leverancier van revalidatieoplossingen.
Onderzoek op het gebied van e-Health
In het kort:
- De literatuur over de effecten van avatars in toepassingen in de gezondheidszorg is nog beperkt, maar de resultaten zijn veelbelovend.
- In de literatuur waarin positieve effecten van avatargebruik op therapietrouw werden gevonden, bleken fysieke gelijkenis, lichaamsgrootte, zelfbeeld, aanpasbaarheid, lichaamsverandering en avatargedrag relevante variabelen te zijn.
Avatars, gedefinieerd als grafische representaties van gebruikers in gemedieerde omgevingen, kunnen worden toegepast op een breed scala aan mediatechnologieën. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat avatar een groot potentieel heeft om positieve psychologische en gedragsmatige uitkomsten in gezondheidsdomeinen te genereren, en zo succes bij gezondheidsinterventies te faciliteren.1. Er zijn verschillende theorieën die de effecten van avatargebruik kunnen verklaren; sociaal cognitieve theorie2,3,4, zelfdiscrepantietheorie5,6 en het algemene leermodel7,8. In de sociaal-cognitieve theorie fungeert de avatar als rolmodel. Leren zal vooral gebaseerd zijn op imitatie. Dat kan zijn door eigenschappen over te nemen die aan de avatar worden toegeschreven, of door je te gedragen in overeenstemming met het zelfbeeld dat door de avatar wordt geactiveerd.9,10,11,12. In de zelfdiscrepantietheorie wordt gedacht dat de avatar gedachten oproept over het werkelijke, ideale en ‘zou moeten’-zelf, waardoor gedragsstappen worden vergemakkelijkt die helpen op weg naar zelfverbetering.13 . Het algemene leermodel stelt dat leren sterk afhankelijk is van de omgeving en beschouwt de avatar als een aanpasbaar onderdeel van die omgeving. Dit korte overzicht van de invloed van avatars op compliance is geen voorstander van enige theorie en is bedoeld als een brede weergave van wat momenteel bekend is over het effect van avatars van naleving.
Gelijkenis
De naleving van gezonder gedrag lijkt groter te zijn wanneer de avatar fysieke gelijkenis vertoont met de gebruiker3,8. Er wordt gedacht dat fysieke gelijkenis een gevoel van verbondenheid genereert. Deze verbinding kan de vorm hebben van identificatie, belichaming of ‘zelfaanwezigheid’14,15,16,17. Deze verschillende soorten verbindingen beïnvloeden de gebruikerservaring en daarmee het gekozen gedrag.
Lichaamsgrootte
Het fysieke uiterlijk van de avatar lijkt ook een rol te spelen bij de naleving. Avatars die een onbereikbare fysieke verschijning hebben en op actiehelden lijken, stimuleren de naleving niet optimaal. Dezelfde resultaten zijn gevonden voor zwaarlijvige avatars. Uit onderzoek waarin het effect van avatars van verschillende grootte werd vergeleken, bleek dat avatars met een normaal lichaamsbouw meer kans hadden op gedragsveranderingen18,9,19. Deze bevindingen lijken in overeenstemming te zijn met het gelijkheidsbeginsel; een te groot verschil brengt het identificatievermogen in gevaar.
Zelf-domein
Afhankelijk van het zelfbeeld van de gebruiker kan de fysieke verschijning van de avatar verschillende niveaus van naleving teweegbrengen. Als een gebruiker over voldoende gezondheidskennis beschikt, kan een avatar die op zijn werkelijke zelf lijkt, de therapietrouw vergroten6. Als een gebruiker een lager niveau van gezondheidscognitie heeft, kan een avatar die het ideale of ‘zou moeten’ zelf vertegenwoordigen succesvoller zijn20,21,6,22. Bij het kiezen van een avatar lijkt het nuttig om inzicht te hebben in de gezondheidscognities van een gebruiker. Het is ook relevant om deze cognities tijdig te volgen, om de avatar daarop aan te passen.
Aanpasbaarheid
Hoewel aanpasbaarheid een logische factor lijkt bij het optimaliseren van compliance, is het lastig om praktische aannames te doen over hoe en wanneer maatwerk moet worden geleverd. De relatie met compliance moet nog verder worden ontrafeld. Wat is gebleken is dat het kunnen aanpassen van de avatar de intentie tot gezonder gedrag vergroot5. Dit voornemen leidde echter niet tot waarneembare gedragsveranderingen. Een andere interessante en meer toepasbare bevinding is dat als gezond zijn een onderdeel is van het ideale zelf, het hebben van een avatar van het andere geslacht de intentie lijkt te versterken om aan gezond gedrag te voldoen.23.
Lichaamsverandering
Avatars die fysiek veranderen met de gebruiker, blijken een geslachtsafhankelijk effect te hebben op de therapietrouw. Bij mannen lijkt de therapietrouw in de loop van de tijd af te nemen, terwijl bij vrouwen de therapietrouw toeneemt4,24. Dit fenomeen kan verklaard worden door het feit dat vrouwen gevoeliger zijn voor hun omgeving dan mannen en dus gemotiveerder zijn om bij te blijven. Men denkt dat mannen onverschilliger staan tegenover dit soort prikkels, hoewel dat niet volledig verklaart waarom hun motivatie lijkt te zijn afgenomen. Misschien is het het gevoel van valse concurrentie dat hen demotiveert.
Avatar-gedrag
Verschillende onderzoeken hebben zich gericht op de invloed van avatargedrag en compliance. Hoewel de meeste van hen interactie-effecten hebben gevonden tussen het gedrag van de avatar en de gebruiker, lijkt de exacte relatie complex en verweven met andere variabelen zoals gelijkenis en lichaamsgrootte.15,19.
Praktische implicaties
Gezien de vroege stadia van het onderzoek op het gebied van avatars moeten de praktische implicaties met voorzichtigheid worden geformuleerd. Toch ondersteunen de onderzoeksresultaten tot nu toe, in overeenstemming met theorieën uit de psychologie en de sociologie, enkele verdedigbare leidende principes voor het gebruik van avatars met betrekking tot gebruikerscompliance.
- De avatar moet vergelijkbaar zijn met de gebruiker, niet ongeschikt, aanpasbaar en de gevolgen voor de gezondheid aantonen.
- Afhankelijk van de gezondheidscognities van de gebruiker moet de avatar het werkelijke, of het ideale of ‘zou moeten’ zelf weerspiegelen.
Literatuur
- Fox JA. Avatars for health behavior change. In: Noar SM, Harrington NG, eds. eHealth Applications: Promising Strategies for Behavior Change. New York, NY: Routledge; 2011: pp. 96–109.
- Ruiz JG, Andrade AD, Anam R, et al. Using anthropomorphic avatars resembling sedentary older individuals as models to enhance self-efficacy and adherence to physical activity: Psychophysiological correlates. Stud Health Technol Inform 2012; 173:405–411. 16.
- Bandura A. Social cognitive theory. In: Vasta R, ed. Annals of Child Development: Six Theories of Child Development. Greenwich, CT: JAI Press; 1989: pp. 1–60. 17.
- Fox J, Bailenson JN. Virtual self-modeling: The effects of vicarious reinforcement and identification on exercise behaviors. Media Psychol 2009; 12:1–25
- Kim Y, Sundar SS. Visualizing ideal self vs. actual self through avatars: Impact on preventive health outcomes. Comput Hum Behav 2012; 28:1356–1364. 27.
- Jin SA. Self-discrepancy and regulatory fit in avatar-based exergames. Psychol Rep 2012; 111:697–710. 28.
- Buckley KE, Anderson CA. A theoretical model of the effects and consequences of playing video games. In: Vorderer P, Bryant J, eds. Playing Video Games: Motives, responses, and Consequences. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates; 2006: pp. 363–378. 30.
- Kastenmuller A, Greitemeyer T, Fairclough S, et al. Playing exergames and sporting activity: The impact of identification with one’s game character. Soc Psychol 2013; 44: 264–270.
- Pena J, Kim E. Increasing exergame physical activity through self and opponent avatar appearance. Comput Hum Behav 2014; 41:262–267. 22.
- Bem DJ. Self-perception theory. Adv Exp Soc Psychol 1972; 6:1–62. 24.
- Yee N, Bailenson JN, Ducheneaut N. The Proteus effect implications of transformed digital self-representation on online. Commun Res 2009; 36:285–312. 25.
- Bargh JA, Chartrand TL. The unbearable automaticity of being. Am Psychol 1999; 54:462–479.
- Higgins ET. Self-discrepancy theory. Psychol Rev 1987; 94:120–121.
- Looy J, Courtois C, De Vocht M, et al. Player identification in online games: Validation of a scale for measuring identification in MMOGs. Media Psychol 2012; 15: 197–221
- Fox JA, Bailenson JN, Tricase L. The embodiment of sexualized virtual selves: The Proteus effect and experiences of self-objectification via avatars. Comput Hum Behav 2013; 29:930–938
- Biocca F. The cyborg’s dilemma: Progressive embodiment in virtual environments. J Comput Mediat Commun 1997; 3:JCMC324.
- Ratan R. Self-presence, explicated: Body, emotion, and identity extension into the virtual self. In: Lupicini R, ed. Handbook of Research on Technoself: Identity in a Technological Society. Hershey, PA: IGI Global; 2012: pp. 322–33
- Pena J, Khan S, Alexopoulos C. I am what I see: How avatar and opponent agent body size affects physical activity among men playing exergames: Physical activity in exergames. J Comput Mediat Commun 2016; 21:195–209.
- Joo YK, Kim K. When you exercise your avatar in a virtual game: The role of avatars’ body shape and behavior in users’ health behavior. Interact Comput 2017; 29:455–466
- Sah YJ, Ratan R, Sandy Tsai HY, et al. Are you what your avatar eats? health-behavior effects of avatar-manifested self-concept. Media Psychol 2016; 1
- Kim Y, Sundar SS. Visualizing ideal self vs. actual self through avatars: Impact on preventive health outcomes. Comput Hum Behav 2012; 28:1356–1364.
- Kuo HC, Lee CC, Chiou WB. The power of the virtual ideal self in weight control: Weight-reduced avatars can enhance the tendency to delay gratification and regulate dietary practices. Cyberpsychol Behav Soc Netw 2016; 19: 80–85.
- Waddell TF, Sundar SS, Auriemma J. Can customizing an avatar motivate exercise intentions and health behaviors among those with low health ideals? Cyberpsychol Behav Soc Netw 2015; 18:687–690.
- Fox J, Bailenson J, Binney J. Virtual experiences, physical behaviors: The effect of presence on imitation of an eating avatar. Presence: Teleoperators and Virtual Environments 2009; 18:294–303.
Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan naar de invloed van avatars op therapietrouw, maar er zijn wel enkele inzichten beschikbaar. Als de avatar op een actieheld lijkt of een vorm aanneemt die voor de gebruiker onbereikbaar lijkt, heeft de interesse de neiging af te nemen. Met andere woorden: we zijn het meest gemotiveerd om mee te doen als onze avatar enige gelijkenis met ons vertoont, wat een gevoel van herkenning mogelijk maakt. Voor sommigen is het nuttig om een avatar te hebben die hun huidige uiterlijk weerspiegelt, terwijl anderen de voorkeur geven aan een avatar die hun haalbare toekomstige ‘zelf’ vertegenwoordigt. Om dit te bereiken is de mogelijkheid om de avatar te kiezen en aan te passen cruciaal. Zelfs als onze eigen conditie in de loop van de tijd verbetert, lijkt het voor vrouwen een grotere impact te hebben als de avatar een soortgelijke vooruitgang weerspiegelt dan voor mannen.
Vanuit commercieel perspectief geeft wetenschappelijk onderzoek aan dat een avatar kan helpen bij het handhaven van gezond gedrag, waarbij het belang van de gelijkenis van de avatar met de gebruiker wordt benadrukt. Veel applicaties schieten op dit vlak tekort, maar bij Rehablab hebben we gekozen voor echte avatars, zodat iedereen er een kan vinden die bij hen past. Deze identificatie bevordert langdurige naleving van gezond gedrag. Het initiëren van gezonde gewoonten is misschien niet het meest uitdagende onderdeel, maar het volhouden ervan is dat wel. Rehablab is hier om u te helpen bij die reis.
Het boek met de titel 'Handbook of Healthcare Research', onder redactie van T. Plochg, RE Juttmann, NS Klazinga en JP Mackenbach, met 380 pagina's, figuren en tabellen, werd in 2007 uitgegeven door Bohn Stafleu van Loghum, Houten.
De filosofe Hannah Arendt vestigde de aandacht op dualiteiten als macht en geweld, doelen en middelen, politiek en wetenschap. De wet van Murphy dwingt ons de eeuwenoude dualiteit van doelen en middelen onder ogen te zien. Het doel is een goede gezondheidszorg. Het bereiken van goed functionerende medische zorg vereist evidence-based medicine en evidence-based beleid, maar dit zijn altijd de middelen om het evidente doel te bereiken.
Niet-specifieke lage-rugpijn (LBP) is een belangrijke oorzaak van wereldwijde handicaps. Multidisciplinaire pijnbehandelingsprogramma's (MPT), die educatieve, fysieke en psychologische interventies omvatten, hebben positieve effecten op de behandeling van LRP aangetoond. Dergelijke programma's kunnen echter duur zijn en behandelingsopties zijn vaak beperkt tot gespecialiseerde medische centra. Digitale interventies zoals mHealth kunnen een veelbelovende aanpak bieden om succesvol zelfmanagement van LRP door patiënten te ondersteunen.
Telerevalidatiesystemen die fysiotherapiesessies vanaf elke locatie mogelijk maken, hebben het potentieel om de zorgkosten te verlagen en de kwaliteit van leven te verbeteren voor mensen die revalidatie nodig hebben. Het primaire doel van dit document is om een uitgebreid overzicht te geven van het innovatieve, op Kinect gebaseerde telerevalidatiesysteem (KiReS), dat extra functies biedt naast de functies die momenteel beschikbaar zijn in traditionele systemen. Door de introductie van twee nieuwe functionaliteiten vertegenwoordigt KiReS een belangrijke stap in de richting van een nieuwe generatie telerevalidatiesystemen.
Mobiele gezondheidsapplicaties (apps) hebben de laatste tijd veel aandacht gekregen van zowel de productie- als onderzoeksgemeenschappen. De snelle evolutie van smartphones, geholpen door geavanceerde communicatietechnologie, zorgt voor uitdagingen op het gebied van app-betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Inzicht in deze uitdagingen kan industrieën en ontwerpers helpen bij het ontwikkelen van betere tools om patiënten of gebruikers te ondersteunen bij het realiseren van effectieve apps. Het doel van deze studie is het identificeren van de kritieke kenmerken, inhoud en essentiële gebruikersgroepen voor een robuust raamwerk voor mobiele fysiotherapie.
Gezondheidstelematica is een steeds belangrijkere kwestie die het leven van patiënten aanzienlijk verbetert, met name ouderen, gehandicapten en chronisch zieken. Recente ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën, gekoppeld aan mobiele internetconnectiviteit die overal en altijd toegang mogelijk maakt, spelen een cruciale rol in moderne oplossingen voor de gezondheidszorg. In deze context levert mobiele gezondheidszorg (m-Health) gezondheidszorgdiensten die geografische, temporele en organisatorische barrières overwinnen. M-Health-oplossingen pakken opkomende problemen in de gezondheidszorg aan, waaronder de toenemende prevalentie van aan levensstijl gerelateerde chronische ziekten, de hoge kosten van bestaande nationale gezondheidsdiensten, de noodzaak om patiënten en families in staat te stellen hun gezondheidszorg te beheren en de noodzaak om directe toegang tot gezondheidsdiensten, ongeacht tijd en locatie.
Ondanks een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op de acceptatie van mobiele of draagbare gezondheidszorgtechnologie (mHealth) en de acceptatie ervan door patiënten en andere zorgverleners, is er beperkt onderzoek gedaan naar de standpunten van fysiotherapeuten met betrekking tot het gebruik van mHealth in hun huidige of toekomstige praktijk. Deze studie was gericht op het onderzoeken van de houding van fysiotherapeuten ten opzichte van mHealth door gebruik te maken van een aangepaste vragenlijst over het technologie-acceptatiemodel.
Hoe noodzakelijk de maatregelen rond COVID-19 ook zijn, veel beroepen worden er zwaar door geraakt. Neem bijvoorbeeld fysiotherapeuten, die in hun werk vooral fysiek contact hebben. Met de vaak lege agenda's die hieruit voortvloeien, worden ze gedwongen creatief te zijn; zorgverleners hebben nog nooit zo snel moeten wisselen om hun expertise bij de patiënt te krijgen. Daarom biedt de huidige crisis, hoe vervelend ook, een kans om onze gezondheidszorg te evalueren en technologie permanent te integreren in ons zorgaanbod.
Groeten aan de Nederlandse versie van Deloitte's 2019 Global Mobile Consumer Survey, een jaarlijks onderzoek naar wereldwijde trends in mobiele consumenten. Deze "Dutch Cut" biedt informatie over apparaateigendom, connectiviteit, operatorwinkels, mobiele betalingen, smartphonegebruik, mobiel gamen en privacy.
In dit stuk bied ik een discussie aan over het onderwerp van de speciale uitgave, die voortkwam uit een panel dat door de redactie was georganiseerd tijdens de conferentie van de International Pragmatics Association in 2011 in Manchester, Engeland, waar ik was uitgenodigd om als discussant te dienen. In plaats van de inhoud van elk artikel te bekijken, is het mijn doel om wat context te bieden om de argumenten en ontdekkingen van de bijdragen als geheel te benadrukken. Daarom zal ik commentaar geven op het thema dat het onderzoek naar taalgebruik en de betrokkenheid van leden in technologisch gemedieerde communicatieomgevingen met elkaar verbindt.
Het doel van dit artikel is om essentiële communicatieproblemen met betrekking tot de ontwikkeling van efficiënte en meelevende eHealth-toepassingen te onderzoeken, met als doel een leidraad te bieden voor strategische planning en inzet van gezondheidsinformatietechnologieën.
Onderzoek algemene gezondheidszorg
De vernieuwde richtlijn Artrose heup-knie van Rehab Lab is bedoeld voor algemeen fysiotherapeuten en oefentherapeuten die mensen behandelen met heup- en/of knieartrose, inclusief de pre- en postoperatieve periode van een gewrichtsvervangende operatie.
De “Beroepscode voor fysiotherapeuten” is herzien ten opzichte van de uitgave 2012 van de “Beroepsethiek en gedragsregels voor fysiotherapeuten” en benadrukt het toenemende belang van de rol van de patiënt.
De “Richtlijn Beroerte” van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie is bedoeld om eerste-, tweede- en derdelijns fysiotherapeuten te helpen bij de behandeling van patiënten met cerebrovasculair accident (CVA) als hoofddiagnose, over het gehele zorgcontinuüm.
De richtlijn Enkelverstuiking van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) richt zich op de diagnostiek en behandeling van enkelblessures als gevolg van inversietrauma aan het laterale kapselbandapparaat en functionele instabiliteit van de enkel. De richtlijn behandelt ook maatregelen om terugkerende blessures te voorkomen, evenals sportspecifieke behandel- en revalidatieadviezen voor acute enkelblessures en functionele instabiliteit.
In deze richtlijn staat beschreven welke gegevens in een fysiotherapeutisch dossier moeten worden vastgelegd. Hierin staan de gegevens die nodig zijn voor de naleving van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de fysiotherapeutisch klinisch redeneren. De leidraad geeft een beknopt overzicht van deze gegevens met een korte toelichting, terwijl de verantwoording en toelichting uitgebreidere informatie geven. Deze richtlijn is van kracht sinds 1 januari 2020. Voor dossiers aangemaakt tussen 2016-2019 geldt de rapportagerichtlijn 2016 en voor de periode 2011-2015 de rapportagerichtlijn 2011. Beide zijn toegankelijk via het downloadgedeelte.
De Richtlijn Hartrevalidatie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie geeft richtlijnen voor de fysiotherapeutische behandeling van patiënten die in aanmerking komen voor hartrevalidatie, zowel in de klinische als poliklinische fase.
De recent uitgebrachte paramedische richtlijn van HASP biedt een kader voor de uitwisseling van patiëntenverwijzingsinformatie tussen artsen en paramedici. Deze samenwerking met andere beroepsverenigingen op paramedisch gebied vervangt de HAFT-richtlijn uit 2012 (Informatie-uitwisseling tussen huisartsen en fysiotherapeuten).
De nieuwe paramedische richtlijn HASP biedt artsen en paramedici de basis voor het overdragen van verwijzingsinformatie van patiënten. De richtlijn is tot stand gekomen door een samenwerking tussen andere paramedische beroepsverenigingen en vervangt daarmee de in 2012 gepubliceerde HAFT-richtlijn (Informatie-uitwisseling tussen huisartsen en fysiotherapeuten).
De richtlijn schetst de fysiotherapeutische aanpak van de behandeling van patiënten met pijn en/of andere klachten in arm, nek en/of schouder als gevolg van een gezondheidstoestand.
De richtlijn Lage-rugpijn en lumbosacraal radiculair syndroom van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie is een richtlijn voor fysiotherapeuten bij de behandeling van patiënten met lage-rugpijn en/of symptomen die passen bij het lumbosacraal radiculair syndroom.
De richtlijn Meniscectomie van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie beschrijft het fysiotherapeutisch diagnostisch en therapeutisch proces bij patiënten die een primaire meniscectomie (artroscopisch of artrotomie) hebben ondergaan.
De richtlijn nekpijn uit beschrijft de fysiotherapeutische en manueeltherapeutische behandelingen die worden aanbevolen voor patiënten met nekpijn.
De richtlijn Oncologie van geeft aanbevelingen aan fysiotherapeuten en oefentherapeuten die betrokken zijn bij de behandeling van patiënten met kanker of die een kankerbehandeling hebben ondergaan.
De richtlijn Osteoporose van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie is bedoeld als leidraad voor fysiotherapeuten bij de behandeling van patiënten met aandoeningen die verband houden met osteoporose.
De Richtlijn Ziekte van Parkinson van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) is een richtlijn voor de fysiotherapeutische behandeling van patiënten met de ziekte van Parkinson, gebaseerd op de Europese Richtlijn Fysiotherapie voor de Ziekte van Parkinson.
De richtlijn Reumatoïde Artritis van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie is een richtlijn voor de algemeen fysiotherapeut bij de behandeling van mensen met deze aandoening.
Over stress(urine)incontinentie geeft richting aan de fysiotherapeutische behandeling van stress(urine)incontinentie (SUI) of gemengde incontinentie met SUI als dominante vorm bij zowel vrouwen als mannen.
De richtlijn Symptomatisch perifeer arterieel vaatlijden geeft richtlijnen voor de fysiotherapeutische diagnostiek en behandeling van patiënten met deze aandoening.
Zelfmanagement in de gezondheidszorg verwijst naar het vermogen van patiënten om actief deel te nemen aan het beheer van hun eigen gezondheid, door gedragingen zoals het monitoren van symptomen, het naleven van behandelplannen en het aanbrengen van veranderingen in levensstijl. Deze benadering wordt steeds meer erkend als een belangrijk aspect van de gezondheidszorg, omdat het patiënten in staat stelt een actievere rol te spelen in hun eigen zorg en kan leiden tot betere gezondheidsresultaten.
De Richtlijn Zwangerschapsgerelateerde bekken- en/of lage-rugpijn (ZGBP) beschrijft het diagnostisch en therapeutisch proces voor vrouwen die pijn in het bekken en/of lage rug ervaren tijdens de zwangerschap of tot 9 maanden na de bevalling. De richtlijn is van toepassing wanneer er een duidelijk verband is tussen de zwangerschap en het ontstaan van bekken- en/of lage rugpijn, resulterend in beperkingen en participatieproblemen, en de patiënte actief hulp zoekt.